Bij historische installaties denk je niet het eerste aan strijkbouten. De vraag is ook of strijkbouten tot de installaties behoren. Een machine of werktuig is het ook niet. Als huishoudelijk apparaat komen de strijkbouten nog het dichts in de buurt van gereedschap. Maar omdat historisch gezien de elektrische strijkbout het eerste huishoudelijke apparaat op elektriciteit was, en daarmee van invloed is geweest op de ontwikkeling van de elektrische huisinstallaties, wordt de strijkbout door mij als (onderdeel van) historische installaties gerangschikt onder de installaties met subgroep huishoudelijke installatie. In principe geldt voor gasbouten hetzelfde in de zin dat deze ook hebben bijgedragen aan de gasinstallaties in huizen, verpleeg- en ziekenhuizen, enz.
Strijken, streek, gestreken
In 1983 is door uitgeverij Terra Zutphen een boek over strijkbouten uitgegeven met als titel ‘Strijken Streek Gestreken’ met auteurs G.J. den Besten en L.S.J. den Besten-den Burger. Een compact overzichtswerk van 192 pagina’s waarbij de auteurs aangeven dat het een eerste verkenning is om te komen tot een boekje over oude strijkbouten, omdat tot op heden (1983) zo’n boekje niet bestond in het Nederlandse taalgebied. En wie denkt dat er niet zoveel over strijkbouten te vertellen is, dan zij hier genoemd dat ene A. Bayart een 19-delige encyclopedie over strijkbouten heeft geschreven. Hieronder een zeer kort overzicht van enkele typen strijkbouten en de wijze waarop deze worden verwarmd.
Zelf heb ik een collectie van 29 strijkbouten waarvan de foto’s op de website staan en enkele daarvan zijn opgenomen in dit artikel.
1. Houtskoolijzers
Houtskoolijzers zijn strijkbouten waarbij het strijkijzer van binnen wordt verwarmd met gloeiende stukken houtskool, steenkool, turf of houten takjes. Er werden dus meer soorten brandstof gebruikt dan alleen houtskool, zoals de naam van dit type strijkbout zou doen vermoeden. Het strijkijzer zelf was van terracotta, (giet/smeed)ijzer of (geel)koper.
Om warmte te krijgen door het verbranden van houtskool, steenkool, turf of houten takjes, moet de strijkbout van binnen hol zijn, de brandstof moet er in aangebracht kunnen worden en de as moet naderhand kunnen worden verwijderd, zuurstof moet toegang kunnen vinden tot het holle deel van de strijkbout en de rookgassen moeten kunnen wegtrekken.
Om brandstof te kunnen toevoeren en naderhand de as te kunnen verwijderen, waren deze houtskoolijzer uitgerust met een openklapbare bovenzijde. Toevoer van zuurstof vond plaats door openingen aan de zijkanten van de strijkbout, net boven de zool. Rookgassen werden afgevoerd via openingen net onder het deksel van de strijkbout, of zelfs via een ‘schoorsteen’. Zo’n schoorsteen kon een vaste afvoer zijn die naar voren, naar rechts of recht naar boven de rookgassen afvoerde. Ook zijn er houtskoolijzers met een draaibare schoorsteen die al naar gelang van de positie van de strijker naar links of rechts gedraaid kon worden. Het zijn voorbeelden van ijzeren gebruiksvoorwerpen van de laat 19e en begin 20e-eeuwse Europese ijzerindustrie. Van dit type houtskoolijzer heb ik zelf helaas geen exemplaar. In museum De Waag in Deventer is een groot houtskoolijzer van een kleermaker te zien met een draaibare schoorsteen (zie Afb. 21). Bij dit exemplaar is ook mooi te zien dat, om een warm handvat te voorkomen, er niet alleen een houten handvat is aangebracht, maar ook nog een hittewerend schildje tussen handvat en strijkbout. Mogelijk dat in dit hittewerend schildje asbest is verwerkt.
Het gat aan de achterzijde in de houtskoolijzers werd eventueel gebruikt om met een klein formaat blaasbalgje de gloeiende kool, turf of hout aan te blazen om zo het vuur aan te wakkeren wanneer dat nodig was.
Met de komst en doorbraak van de elektrische strijkbout heeft dit type strijkbout zijn langste tijd gehad. Tijdens WOII was er een ‘opleving’ in gebruik van de houtskoolijzers als gevolg van het uitvallen van de elektriciteit. Echter dan werden de antieke houtskoolijzers niet gevuld met brandstof, maar gewoon op de kachel gezet. Brandstof was in de oorlog immers schaars.
2. Strijkbouten met een binnenijzer (doosijzers)
Ook bij het type doosijzer wordt de strijkbout inwendig verwarmd in een holle ruimte. Echter dan wordt er geen brandstof in het ijzer gedaan, maar een in de kachel verwarmd ijzeren element dat vervolgens in het strijkijzer werd geschoven. Dan is alleen een afsluitbare opening aan de achterzijde nodig om het warme element erin te schuiven en wanneer dit te ver is afgekoeld er weer uit te halen. Geen ‘last’ meer van brandstof, as en rookgassen, dus een schonere manier van werken tijdens het strijken. De afsluiting aan de achterzijde kan o.a. bestaan uit een scharniersluiting, een klapsluiting of een guillotine-sluiting. Ook werd wel warm grind gebruikt als ‘verwarmingselementjes’ in doosijzers.
3. Massieve kachelbouten
Vermoedelijk is dit het oudste type strijkijzer in Nederland. Deze massieve ijzeren strijkijzers zijn er in een groot aantal varianten. Dat verschilt per tijdsperiode, per land en per streek. Er zijn er die door de plaatselijke smid zijn gemaakt, waar het dan gaat om gesmede bouten. Maar ook in grote aantallen en in een grote verscheidenheid tijdens de industriële revolutie als gietijzeren bouten. De eerste zijn lastig, zo niet vaak onmogelijk te dateren. De tweede kunnen veelal gedateerd worden vanwege een ingegoten fabrieksnaam, fabrieksstempel en/of een merknaam.
Deze massieve kachelbouten werden, zoals de naam al aangeeft, op, aan of in een kachel gelegd om op te warmen. Er werden ook strijkboutenkachels op de markt gebracht zodat op plaatsen waar veel gestreken werd, men continu de beschikking had over een warme strijkbout. Was de ene te veel afgekoeld, dan werd die aan de kachel gehangen en pakte men een andere die voldoende was opgewarmd.
De vormgeving van dit soort strijkboutenkachels is afhankelijk van tijdsperiode en het land waar deze werden gemaakt. Er zijn strijkboutenkachels die vierkant, vijf-, zes-, zeven-, acht-, negen- en tienhoekig zijn. Er zijn er met één etage (om strijkbouten op te hangen) en er zijn er met twee etages. Kortom niet alleen massieve kachelbouten kennen een grote verscheidenheid, maar ook de strijkboutenkachels waaraan, waarop en waarin de kachelbouten werden opgewarmd.
De vormen van massieve strijkbouten kunnen heel verschillend zijn, afhankelijk waarvoor de strijkbout werd gebruikt. Er zijn gewone strijkijzers, speciale korsetten-strijkijzers, mouw-strijkijzers, kant-strijkijzers, glans-strijkijzers, enz. Ook bestonden grote zware biljart-strijkijzers.
Kant-strijkijzers hebben ‘ronde punten’. Ze zijn er met alleen aan de voorkant, alleen aan de achterkant (het zgn. druppel-model) en ook aan beide zijden. Zie de voorbeelden hierna. Bij glans-strijkijzers is de onderzijde van de zool bol uitgevoerd.
4. Stoomstrijkbouten
Dit type strijkbout was met twee slangen verbonden aan het reservoir met stoom. Er vindt dan een continu circulatie rond van stoom vanuit het reservoir naar de holle binnenzijde van het strijkijzer, waarna de afgekoelde stoom werd teruggeleid naar het reservoir. Een nadeel zijn de slangen die tijdens het strijken in de weg kunnen zitten.
5. Heetwaterstrijkbouten
Een variant op het voorgaande type is de heetwaterstrijkbout. De holle binnenruimte werd gevuld met warm water. Dus geen hinderlijke slangen, maar een nadeel was wel dat het effect gering was op het opwarmen van de strijkbout. Maar voor sommige toepassingen was een lagere bouttemperatuur juist gewenst, bijvoorbeeld voor hoeden en bontmutsen.
6. Meta-strijkbouten
Dit zijn strijkbouten die werden opgewarmd met zgn. ‘meta-blokjes’. Dit zijn witte massieve blokjes van spiritus in vaste vorm die gemakkelijk kunnen worden aangestoken. Ideaal voor kleine reis-strijkijzers. Onder het handvat bevindt zich een omgekeerd bakje. Om de strijkbout warm te maken, werd de strijkbout ondersteboven gelegd (de bovenzijde van het handvat is vlak), een ‘meta-blokje’ in het bakje gelegd en aangestoken, waarna vervolgens de zool van de strijkbout opwarmde.
7. Gasbouten
Strijkbouten kunnen ook verwarmd worden door middel van gas. Aan het einde van de 19e eeuw bestond er een breed scala aan apparaten op gas. Zo ook strijkbouten. Bij dit type strijkbout worden twee typen onderscheiden:
- Door middel van een gekoppelde gasslang aan de strijkbout met branders in de strijkbout (zie volgende afbeeldingen). Van oorsprong was dit een Amerikaanse uitvinding en het gebruik daarvan in Europa nam een hoge vlucht aan het einde van de 19e
- Door middel van een gasbouthouder aan de wand of gasstellen. De gasbouthouder of het gasstel was aangesloten op een gasslang en in de houder of op het gasstel brandde de gasbrander. Om de gasbout op te warmen, moest deze op de houder of op het gasstel worden geplaatst. Bij deze variant geen hinderlijke last van een gasslang tijdens het strijken.
8. Oliebouten
Deze strijkbouten werden verwarmd op andere vormen van vloeibare brandstof, zoals: petroleum, benzine of spiritus. Het kan dan gaan om strijkbouten die zijn uitgerust met olietankje en brander. Het kan ook gaan om strijkboutverwarming op een petroleumstel.
9. Elektrische strijkbouten
De eerst gepatenteerde elektrische strijkbout dateert al uit 1882. Maar het duurt in Nederland nog tot de jaren ’20 van de vorige eeuw dat er een doorbraak komt en dit type strijkbout het gaat winnen van de concurrentie van strijkbouten met andere energiebronnen, zoals gas, spiritus, enz. Ook was er in de begintijd veel gedoe, omdat niet overal spanning aanwezig was en ook niet van gelijke voltage. Dan kon het zijn dat de ene strijkbout met een bepaald voltage in stad A niet te gebruiken was in stad B. Met name bij reisstrijkijzers gaf dat de nodige problemen.
Voor het gebruik van elektrische strijkbouten is vanzelf elektriciteit nodig. Het heeft nog best een tijd geduurd voordat alle provincies in Nederland de beschikking hadden over provinciale elektriciteits-bedrijven. Dat had er onder andere mee te maken dat de totstandkoming van elektriciteitsnetten voorheen bestond uit particuliere initiatieven.
Rond 1910 dwongen particuliere initiatieven de provincies om tot een regionale elektriciteits-voorziening te komen. De provincies waren genoodzaakt om over dit onderwerp een standpunt in te nemen. In eerste instantie voelden de provinciale besturen weinig voor bemoeienis met de elektriciteitsvoorziening, maar binnen een paar jaar voltrok zich hierin een omwenteling. De vrees dat grote delen van het platteland van elektriciteit verstoken zouden blijven als de elektriciteitsvoorziening in handen zou blijven van gemeenten of particulieren, vormde het belangrijkste argument om provinciale exploitatie te legitimeren.
Tussen 1914 en 1920 werden in bijna alle provincies provinciale elektriciteitsbedrijven opgericht. De provinciale bedrijven begonnen in snel tempo met de aanleg van transport- en distributienetten. Rond 1930 was de elektrificatie van Nederland nagenoeg voltooid. Zie voor de elektrificatie van Nederland het artikel https://historische-installaties.nl/installaties/150-kv-koppelnetwerk/
Voor de komst van elektrische huishoudelijke apparaten, bestond de elektrische huisinstallatie alleen uit verlichting met schakelaar. Stopcontacten ontbraken. Toen dan ook de elektrische strijkijzer als eerste huishoudelijk elektrisch apparaat haar intrede deed, moest men bij het ontbreken van stopcontacten gebruik maken van de fitting van de lamp boven de tafel. In de fitting werd een ‘diefje’ (ook wel ‘jatfitting’ of smokkelfitting’ genoemd) gedraaid waar dan vervolgens de stekker van het strijkijzer werd ingestoken. Er waren twee soorten diefjes. Eén waarbij alleen de stekker van het strijkijzer ingestoken kon worden. En één waarbij je vervolgens weer de gloeilamp kon in draaien. Dit laatste heeft natuurlijk de voorkeur om ook in de avonduren te kunnen strijken. Lange tijd werd gebruik gemaakt van diefjes. Zelfs tot na WOII, toen dit type hulpmiddelen door de overheid werd verboden. Men moest dus op gegeven moment de beschikking hebben over een stopcontact om te kunnen strijken met een elektrische strijkijzer.
Wil je mooie collecties met strijkbouten bekijken, dan kun je o.a. terecht in de volgende musea:
- Strijkijzermuseum Noordbroek, https://strijkboutenverzamelaars.nl/.
- Museum van was- en strijkgereedschap, https://www.waschtenstrekt.nl/.
- Openluchtmuseum Ellert en Brammert in Schoonoord, https://www.ellertenbrammert.nl/strijkijzer-collectie/.
- Museum Rotterdam, https://museumrotterdam.nl/collectie en dan zoeken op strijkijzer.
- Museum De Waag in Deventer, https://museumdewaag.nl/ en dan bij tentoonstellingen zoeken op strijkijzer.
Gebruikte literatuur
- https://patents.google.com/patent/US259054A/en
- Besten, G.J. den & L.S.J. den Besten-den Burger. Strijken – Streek – Gestreken. Uitgeverij Terra, Zutphen (1983).
- Verbong, G.P.J. e.a., ‘De ontwikkeling van het Nederlandse koppelnet tijdens de Tweede Wereld-oorlog’, in: NEHA-Jaarboek, 61e NEHA, Amsterdam (1998), p. 277-309.