Hieronder wordt verstaan alle installaties bedoeld voor het transporteren van mensen en/of goederen, zowel horizontaal als verticaal.
- Hijswielen (tredrad, gaffelwiel, e.d.)
- Hijsinstallaties voor schepen (overtoom/overhaal, scheepslift, schepenlift en scheepskameel)
- Pompen (handbediende pomp, centrifugaalpomp, verdringerpomp en doceerpomp)
- Liften (excl. munitieliften, zie bewapening)
- Transportsystemen (transportbanden, bucket elevators, schroef- en schommeltransporteurs, rollenbanen, e.d.)
- Kraanbanen/ locatie gebonden kranen
Het is de bedoeling van de hierboven genoemde installaties de historische ontwikkeling in tekst, beeldmateriaal en tijdlijnen verder uit te werken en via deze website inzichtelijk te maken.
Enkele belangrijke jaartallen in relatie tot de historische ontwikkeling van LIFTEN (de opsomming is niet-limitatief en in ontwikkeling)
1e na Chr.; 32 kooivormige liften voor het verticaal verplaatsen van gladiatoren en wilde dieren in de arena van het Colosseum te Rome. Hoe deze liften eruit gezien hebben, en op welke wijze de constructie van het hijsmechanisme was gerealiseerd, is me (tot nu toe) onbekend
XVIII; de ‘magische’ tafel. Het op handkracht omhoog hijsen en laten zakken van gedekte tafels. Deze tafels werden in de keuken gereed gemaakt, om vervolgens omhoog gehesen te worden in de eetsalon. Een voorbeeld van zo’n ‘magische’ tafel is te bewonderen in het Lusthof Bellarie van het Kasteel van Český Krumlov in Bohemen
1743; in dit jaar bestelde koning Lodewijk XV voor zijn woonvertrekken in Versailles een echte personenlift met tegengewicht
1795; lift met schroefhefmechanisme. Een ontwerp van uitvinder Ivan Kulibin voor het winterpaleis van Sint-Petersburg
1834; uitvinding van de staalkabel door de Duitse mijnbouwingenieur J.W. Albert. Op 23 juli 1834 werd de kabel voor het eerst toegepast in de 484 meter diepe Carolinegroeve in Clausthal. Zijn staalkabel was zesmaal sterker dan een kabel van henneptouw van dezelfde diameter en die de viervoudige breekkracht had van een metalen ketting die achtmaal zwaarder zou zijn.
1835; stijgende kamer in Londen waarmee toeristen op een hoogte van 35 meter konden genieten van het uitzicht over Londen
1853; Elisha Gravis Otis demonstreerde in 1853 op het Crystal Palace in New York de eerste lift met vang. Otis zat zelf in de lift toen hij, in het bijzijn van de toeschouwers, opdracht gaf om de kabel waaraan de lift hing door te hakken. Het gevaar voor het omlaag storten van de lift was hiermee bezworen. Deze man bouwde in 1852 de eerste lift met valbeveiliging. Zijn veiligheidssysteem werkte met getande geleiderails in de liftschacht. Zodra de druk van de liftkabel wegvalt bij een breuk, grijpen klauwen van de liftcabine in de rail en houden de val van de lift tegen
1857; Elisha Otis richt de Otis Elevator Company op
1867; wereldtentoonstelling in Parijs waar de Fransman Léon Edoux een nieuw type lift ten toon stelt, een lift op waterdruk, een zgn. ascenseur
18??; het verder perfectioneren van de staalkabel met de zgn. langslag door de Engelsman J. Lang. Hierbij hebben de staaldraden in de streng dezelfde slagrichting als de streng zelf waardoor de staalkabel minder snel slijt door gebruik, dit in tegenstelling tot de kruisslag waarbij de slagrichting van de staaldraden in de streng tegenovergesteld liggen ten opzichte van die van de streng (de kruisslag heeft wel een goede knik- en draaiweerstand en is goed bestand tegen vervorming)
18??; de oplossing van T. Seale blijkt toch niet de gedroomde oplossing te zijn om draadbreuken te voorkomen. Door de dikkere buitendraden wordt de kabel minder flexibel, waardoor de staalkabel alsnog snel vermoeiing oploopt. James B. Stone verkleind de diameter van de buitenste dikkere dradend en de ruimte die vervolgens tussen de buitenste draden ontstond, vulde hij op met kleinere draden. Dit wordt de vuldraadconstructie genoemd, een techniek die nog steeds wordt toegepast
1870; de eerste paternosterlift in Nederland in het eerste spoorwegkantoor te Utrecht
1877; in dit jaar introduceerde mijnbouwingenieur Friedrich Koepe de tractieschijf. Voorheen waren enorme trommels nodig om de soms wel 200 meter lange mijnliftkabels op- of af te winden. Daarbij trad bovendien onregelmatig belasting op van de trommelas en de kooigeleiders. Door de kabels eenvoudig over een schijf met groeven te hangen en gebruik te maken van een tegengewicht, loste Koepe in één klap een hoop problemen op. Men vreesde slippende kabels, maar de groeven in de schijf gaven voldoende wrijving. Bovendien daalde de kans op draadbreuk en vergde het hijswerk minder energie
1880; de eerste elektrische lift. De Duitse uitvinder en industrieel Werner von Siemens toonde in 1880 in Mannheim de eerste elektrische lift. Spoedig maakte de liftenwereld gebruik van zijn elektromotor, al duurde het nog tot rond 1900 voor deze manier van aandrijving ook voldeed voor hoogbouw
1884; de Amerikaan Tom Seale komt (om draadbreuken te voorkomen) met een verdere verbetering van de staalkabel, die bestaat uit dikkere buitendraden en een gelijk aantal binnendraden met een kleinere diameter. Hierdoor is de staalkabel buigzamer ten opzichte van de voorgangers. Ook kiest hij ervoor dat de draden parallel aan elkaar liggen, waarmee draadkruisingen worden voorkomen
1887; eerste elektrische lift in een woonhuis. Scheepsbouwer Jan Smit bouwde in zijn eigen woonhuis de eerste lift
ca.1888; het bedrijf Otis Elevator Company begint elektrisch aangedreven liften te produceren
1889; het bedrijf Otis Elevator Company levert twee hydraulische liften voor de Eiffeltoren
1889; liften met waterdruk op stoomkracht. In 1889 werd in Parijs de Eiffeltoren feestelijk geopend door koning Edward VII van Engeland tijdens de internationale tentoonstelling ter viering van de Franse Revolutie in 1789. De constructie van ingenieur Gustave Eiffel was met 320 meter voorlopig de hoogste van de wereld. Nooit eerder hadden zo velen kennisgemaakt met het verschijnsel lift. Al van verre kon men de vijf liften tussen de drie niveaus zien glijden (met waterdruk op stoomkracht)
XIXd; paternosterliften deden aan het eind van de 19de-eeuw hun intrede. Ook in Nederland waren deze liften erg populair. Lang wachten was niet nodig met dit type lift. Dit type lift was een typisch Europees verschijnsel. Het begon met de zogenaamde bandpaternosters, waarbij de kooien nog over de kop gingen. Dat omkeren ging meestal gepaard met gekreun en kettinggeratel en was voor onervaren gebruikers een spannende belevenis. De liften mochten daarom alleen gebruikt worden door personeel dat goed bekend was met het apparaat
na 1900; liftproductie in een stroomversnelling voor toepassing met name in de grote steden
1916; Veiligheidsbesluit, op basis van de Veiligheidswet uit 1896
1929; Nederlandse Vereniging voor Liftnijverheid (NVL), ook wel liftvereniging genoemd
1931; de gemeente Amsterdam wachtte het eindrapport van de commissie-Straatman niet af, maar kwam al op 16 juli 1931 met een eigen liftenverordening. Voor nieuwe liften moest voortaan een vergunning aangevraagd worden, onder andere met gewaarmerkte tekeningen met toelichting in drievoud, waaruit de samenstelling van de inrichting voldoende duidelijk bleek
1933; Leidraad voor veiligheidsmaatregelen voor liften (28 juli 1933). Het was een praktische handleiding over de minimale veiligheidseisen waaraan de diverse lifttypen zouden moeten voldoen
1972; verbod op nieuwe paternosterliften vanwege de keuringsinstantie TÜV die had aangetoond dat gewone personenliften inmiddels wel tien keer veiliger waren geworden