Artikel deel 1 [1]
Wij klappen heus niet uit de school wanneer wij beweren, dat het maken van schoorstenen in een gebouw één van de werkzaamheden is waaraan veel zorg moet worden besteed. Dit begint reeds bij het ontwerpen van het gebouw. De stookplaats b.v. van de begane grond moet een uitmonding hebben boven- en buitendaks. Hiervoor is het nodig, dat het rookkanaal door alle verdiepingen heen gaat en op een zodanige plaats buiten het dak komt, dat het niet storend op de architectuur van het gebouw werkt.
Het materiaal, waaruit een schoorsteen wordt samengesteld bestaat in de meeste gevallen uit baksteen. Het moge verwondering wekken dat hiervan praktisch nooit is afgeweken. Wel hebben verschillende firma’s pogingen gedaan om zowel de uitvoering als het materiaal van de schoorsteen in nieuwe banen te leiden, door toepassing van speciaal vervaardigde kanaalstenen of andere vormstukken, al of niet gebakken. Meestal is het bij pogingen gebleven, want van toepassing op grote schaal heeft men nimmer horen spreken, althans niet waar het schoorstenen van normale woonhuizen betrof. Toch komen er in het algemeen over gemetselde schoorstenen klachten voor en daar deze veelal gegrond zijn mogen wij aannemen, dat er veel schoorsteengebreken zijn. U zult misschien vragen: is daar een oorzaak voor aan te wijzen? De oorzaken kunnen vele zijn, zodat niet met een eenvoudig antwoord kan worden volstaan. Wel staat vast, dat veel gebreken ontstaan door onvoldoende zorg en toezicht tijdens de bouw. De afmetingen van baksteen zijn betrekkelijk klein en het aantal voegen dat in een schoorsteen voorkomt dus groot. Wil de schoorsteen goed zijn, dan moet iedere voeg absoluut dicht zijn. Er moet dus aan het metselen van een schoorsteen wel enige zorg besteed worden. Wat dit betreft zijn wij dus in hoge mate afhankelijk van de goede wil – en het vakmanschap – van de metselaar. Nu echter door de tijdsomstandigheden veel nieuwe bouwsystemen hun opwachting maken, waarvan de meeste beogen minder afhankelijk te zijn van het vakmanschap van de arbeider[2], zal het niemand verwonderen, dat deze ook van invloed zullen zijn op de constructie van de schoorstenen.
Een schoorsteen waarvan de constructie zo is, dat het resultaat niet afhankelijk is van de meer of mindere zorg van degene die hem bouwt, verdient daarom de voorkeur. Dit kwam mij in de gedachte toen ik enige brochures ontving van het schoorsteen-systeem Shunt. Licentiehouder voor dit systeem is E.M. van der Pol’s handelsonderneming. Het systeem is in verschillende Belgische steden meer en meer en met succes toegepast. Gezien de goede resultaten, die men met dit schoorsteensysteem heeft behaald, mag het eigenlijk verwondering wekken, dat men hier in Holland daar niet eerder het oog op heeft laten vallen. Het systeem beoogt een gehele ommekeer te brengen in de schoorsteenbouw in het algemeen. De verschillen tussen wat wij noemen een normale schoorsteen en een Shunt-schoorsteen bestaan, behalve uit het opbouwmateriaal, in hoofdzaak uit de constructie van de kanalen. Bij een gewone schoorsteen heeft men voor iedere stookplaats een apart kanaal tot buiten het dak. De kanalen van de stookplaatsen van boven- en soms ook naast elkaar gelegen vertrekken, worden meestal tezamen naar buiten gevoerd. Het bezwaar hiervan is, dat bij gebouwen met een groot aantal verdiepingen deze samengevoegde kanalen een vrij grote omvang krijgen. Dit wordt nu met het Shunt-systeem ondervangen (zie Figuur 1).
Deze afbeelding is ontleend aan een brochure die door de licentiehouder wordt uitgegeven en geeft een beeld van de voordelen. Waar is, dat de afmetingen van de schoorsteen bij dit systeem aanzienlijk kleiner is.
Bij het Shunt-systeem worden alle afzonderlijke rookkanalen vervangen door één gemeenschappelijk kanaal. De afmetingen van dit kanaal zijn natuurlijk groter dan de afmetingen die voor een afzonderlijk kanaal gelden. De Shunt-schoorstenen worden uit elementen samengesteld.
Volgens de samenstellers bieden deze schoorstenen veel voordelen o.a. een besparing op het metselwerk en daardoor op de bouwkosten, de reeds genoemde geringe afmetingen, belangrijker naar mate het gebouw hoger is. Doordat over de gehele hoogte slecht één kanaal nodig is, kunnen alle schoorsteenboezems even groot zijn.[3] De constructie van vloer- en dakdoorgangen zijn eenvoudiger. Constructiefouten, zoals bij gemetselde schoorstenen, maken minder kans. Nu zal men kunnen opmerken: alles goed en wel, maar meerdere rookuitlaten van kachels op één kanaal is niet alleen minder bevorderlijk voor de trek, maar de kans op rook, wanneer buurman de kachel aanmaakt, is groot. Bij de Shunt-schoorsteen bestaat deze mogelijkheid niet, omdat de kachel indirect op het gemeenschappelijk kanaal wordt aangesloten (Figuur 2). Dit kanaal loopt tot ongeveer het plafond en gaat dan in het grote kanaal over. Wat de trek betreft; in het afzonderlijk kanaal, dat door de haard of kachel wordt verwarmd, is door de opstijgende warme lucht een eigen trek aanwezig. In het grote kanaal ontstaat trek doordat de wind over het buitendaks uitstekende deel heenstrijkt en zuiging veroorzaakt. De rookgassen in het afzonderlijke kanaal verwarmen de dunne wand tussen dit en het algemene kanaal en geven daarmede warmte aan dit kanaal af. Hierdoor zal de lucht en ook de rook in het algemene kanaal een stijgende beweging krijgen en er zal dus ook in dit kanaal trek zijn. Het euvel van valwinden zal bij het systeem minder voorkomen dan bij een normale schoorsteen, omdat de kachel niet direct op de buitenlucht is aangesloten.
Waar kunnen Shunt-schoorstenen toegepast worden? Als antwoord hierop kunnen wij zeggen: praktisch overal waar nu gemetselde schoorstenen worden toegepast. Wij moeten echter goed in het oog houden, dat de afmetingen zó zijn, dat zij tot aan drie verdiepingen geen ruimtebesparing geven. Bouwen wij echter hoger, dan kan dit van overwegend belang zijn. Overigens kan men het Shunt-systeem ook voor ventilatie-kanalen toepassen. De Shunt-schoorstenen worden opgetrokken door het op elkaar bouwen van speciaal voor dit doel vervaardigde dunwandige betonelementen. Deze betonelementen zijn 25cm hoog en hebben een wanddikte van ongeveer 3cm en bestaan uit twee rechthoekige kanalen. Eén daarvan is het afzonderlijk kanaal, groot 12x20cm; het andere het gemeenschappelijke kanaal van 20x20cm. De afmetingen van het gemeenschappelijk kanaal zijn niet altijd gelijk; doch afhankelijk van het aantal stoolplaatsen. Rekenen wij de middellijn van de kachelpijp op 9cm, dan is de oppervlakte 63cm². Op een kanaal van 20x20cm kunnen dus 6 vuren aangesloten worden. Er worden ook elementen vervaardigd waarbij de grootte van het gemeenschappelijk kanaal 20x35cm is. Hier kunnen dus ten hoogste 11 vuren op aangesloten worden.
Bestaat, wanneer er meer kachels op één normaal schoorsteenkanaal worden aangesloten enig ontploffingsgevaar, doordat de rookgassen van de ene kachel direct in aanraking kunnen komen met het andere aangesloten vuur, bij de Shunt-schoorsteen is dit uitgesloten, omdat deze gassen nimmer de overige kunnen bereiken.
Een ieder weet, hoe moeilijk het is een kachel aan te maken wanneer de schoorsteen klam en koud is. Bij een systeem, waarbij ieder zijn eigen kanaal tot buitendak heeft, zal dit meer op de voorgrond treden dan bij het Shunt-systeem, waarbij de eerst aangemaakte kachel het kanaal voor de andere voorwarmt. Ieder hoger gelegen stookplaats zal dus bij het aanmaken de voordelen van deze voorverwarming ondervinden.
Nu moet men niet denken dat een Shunt-schoorsteen, altijd goede resultaten oplevert. Evenals een zg. normale schoorsteen moet een schoorsteen volgens het Shunt-systeem in de vrije luchtlagen eindigen. Het einde moet dus boven het hoogste dakpunt uitkomen. In de omgeving van hoge obstakels kan dit moeilijkheden met zich mede brengen in de vorm van een al te grote afkoeling van het boven het dak uitstekende gedeelte. In zo’n geval zal het nodig zijn een middenweg te vinden tussen hoogte en afkoeling.
Wij zeiden reeds, dat de Shunt-schoorsteen uit elementen is samengesteld. Figuur 3 geeft van deze elementen enige afbeeldingen. A41 is het normale type evenals A56. Alleen is dit laatste type voor meer aansluitingen geschikt. Type A41-2 en A56-2 zijn bestemd voor ventilatiekanalen. Zij kunnen niet als rookkanaal toegepast worden, omdat de doorsnede van het afzonderlijke kanaal te klein is. Om de overgang van het afzonderlijke kanaal naar het algemene kanaal te bewerkstellingen, zijn verloopelementen nodig. Deze zijn als B-typen in de afbeelding aangegeven. Moeten rechtopgaande schoorstenen gebouwd worden, dan zijn deze elementen voldoende (zie Figuur 2). Bij dit voorbeeld ligt het algemene achter het afzonderlijk kanaal. In voorkomende gevallen kan men de elementen ook zo plaatsen, dat beide kanalen naast elkaar komen te liggen. In de figuur is ook het gebruik van Shunt-elementen als ventilatiekanaal aangegeven.
Door beide typen naast elkaar te houden is het verschil in opbouw duidelijk op te merken. Bij het ventilatiekanaal begint het afzonderlijke kanaal even onder het plafond, om pas op de bovenverdieping over te gaan in het algemene kanaal. Bij de schoorsteen loopt het afzonderlijke kanaal van vloer tot plafond. Bij de moderne woningbouw is het een veel voorkomend verschijnsel, dat de schoorsteen in een hoek van de kamer is geplaatst. Ook hierbij kan men het Shunt-systeem toepassen. Speciale elementen van achthoekige vorm zijn hiervoor vervaardigd. In Figuur 4 zien wij voorbeelden van een normaal element, bestaande uit een algemeen en een afzonderlijk kanaal, een verloopelement, waarbij dus het afzonderlijke en algemene kanaal in alkander lopen en, een element waarbij het afzonderlijk kanaal is afgedamd.
Het zal niet altijd mogelijk zijn het kanaal loodrecht omhoog te voeren. Daarom zijn er bij het Shunt-systeem ook een aantal verloopelementen voor kanalen die overgebouwd moeten worden. Zelfs wanneer het verloop in twee richtingen moet geschieden is dit mogelijk. Om hierbij echter ingewikkelde elementvormen te vermijden, worden de beide verlooprichtingen niet gelijktijdig doch achter elkaar genomen, dus eerst het kanaal in de ene richting en dan pas in de andere richting verplaatsen. Figuur 5 geeft van een en ander een voorbeeld. Bij beschouwing zal men opmerken, dat het verloop vrij stijl is. Deze helling mag hoogstens 30° bedragen ten opzichte van de verticale richting. Een flauwe helling werkt nadelig op de trek van de schoorsteen. Het inwendige profiel van de verloopelementen is zó, dat de kanaaldoorsnede over de gehele hoogte gelijk blijft.
De steunvlakken van de verloopelementen zijn horizontaal. Door hun bijzondere vorm kunnen zij op dezelfde wijze als de andere elementen worden opgestapeld. Speciaal stutwerk is hierbij dus niet nodig. Enkelvoudige elementen kunnen b.v. voor centrale verwarming toegepast worden.
De elementen worden vervaardigd van Betsilbeton[4]. Dit is een korrelbeton dat zó is samengesteld dat hierin alle waarborgen aanwezig zijn voor thermische en akoestische isolatie, vasthechting aan metselspecie, drukvastheid, weerstand tegen vuur en chemische of atmosferische invloeden. De dunne wanden maken het echter wel nodig rond het kanaal een ommetseling van een halve steen dikte aan te brengen.
Hier volgen enige voorbeelden van de toepassing der kanalen.
Figuur 6 geeft een voorbeeld van een kanaal in de hoek van het vertrek aangebracht met de zijkanten van het verzamelkanaal tegen de beide muren. De aansluiting van het rookkanaal R (of ventilatie V) kan aan de voorkant komen of aan de zijkant, hart 0,14m uit de muur. Figuur 7 geeft hetzelfde kanaal maar nu met hat afzonderlijke kanaal in de hoek. Aansluiting is nu alleen aan de voorzijde mogelijk, hartafstand 0,10m uit de muur. Bij deze maten is geen rekening gehouden met de bepleistering (Figuur 8). Bij plaatsing van de schoorsteen in het midden van het vertrek moet de rookafvoer meestal in het midden van de schoorsteen komen. Om dit te bereiken moet men de gemetselde bekleding dienovereenkomstig uitbreiden. Het aldus ontstane loze kanaal kan gebruikt worden voor leidingen etc. (Figuur 9). Rook- en ventilatiekanalen zijn samengevoegd. De aansluiting voor rookafvoer is in het midden van de schoorsteen. Om esthetisch redenen is de aansluiting op het ventilatiekanaal aan de zijkant aangebracht.
Figuur 10, Schoorsteen voor rookafvoer en ventilatie, geplaatst in de hoek van een keuken. Aansluiting rookafvoer is 0,67m uit de muur. Plaatsing van een fornuis tot 1,30m breedte is dus mogelijk. Bij kleinere fornuisafmetingen kunnen voor het ventilatiekanaal ook elementen A.41 toegepast worden.
Figuur 11, Voorbeeld van een achtzijdig element, toegepast bij een hoekschoorsteen. Rookafvoer in het hart van de schoorsteen.
Figuur 12, Normale schoorsteen voor rookafvoer en ventilatie. Het derde kanaal is geheel opgebouwd uit elementen A en doet dienst als afvoer van rook en als ventilatie van de centrale verwarming.
Figuur 13, Hier zijn de schoorstenen van twee naast elkaar liggende percelen samengevoegd. De ventilatie is verzekerd door een afvoerkanaal, dat is opgebouwd uit elementen met 3 kanalen.
Figuur 14, Dit is een opstelling van elementen die toegepast kan worden wanneer er geen voldoende ruimte aanwezig is om de elementen in de lengterichting te plaatsen. In dit geval heeft men de schoorstenen paarsgewijze opgesteld, teneinde plaatsing van de schoorsteenkappen mogelijk te maken (zie stippellijn).
Figuur 15, Goed overwogen plaatsing in een woning waarbij geen ruimteverlies in de keuken.
Figuur 16, Uitgevoerde, goedgekeurde opstelling van schoorsteenkanalen enz. in een flat van de N.V. De Goedkope woning te Brussel. Het geheel geeft aansluiting voor rookafvoer van fornuis en ketel Centrale verwarming en tevens ventilatie van keuken en badkamer.
Het plaatsen van de schoorsteenelementen kan op twee tijdstippen geschieden: Ten eerste: gelijktijdig met het optrekken van de muren; ten tweede: wanneer het gebouw tot aan het dak is opgetrokken. Het laatste tijdstip verdient echter de voorkeur en is ook mogelijk omdat de Shunt-kanalen geen verbinding met het omringende muurwerk hebben. Het zal evenwel nodig zijn de schoorsteendoor-gangen in de balklaag te ravelen. Om een vaste stand van de schoorsteen te verzekeren wordt de ruimte tussen raveling en kanaal, na het zetten van de schoorsteen, met beton aangevuld. Evenals iedere andere schoorsteen rust de Shunt-schoorsteen op de fundering of op uitgemetselde consoles.
Alvorens de elementen te verwerken, verdient het aanbeveling, ze goed nat te maken. De verbinding tussen twee elementen geschiedt met P.C. specie 1 cement op 2 delen zand. De eventuele baard aan de binnenzijde moet weggenomen worden, zodat het kanaal inwendig zuiver glad en vlak is. De specie moet men aanbrengen in een speciaal voor dit doel gevormde groef in de kanaalranden. Goed uitgevoerd, is deze verbinding absoluut gas- en rookdicht.
Artikel deel 2 (slot) [5]
Al zijn open-haardvuren in ons land vrij zeldzaam, een enkele maal worden zij toch wel gewenst. Ook voor deze vuren kan men Shunt-schoorstenen toepassen zij het dan in een speciale opstelling. De Shunt-schoorstenen voor open vuren hebben een afzonderlijk kanaal, dat direct boven de vuren is aangebracht. Dit kanaal mondt uit in een van de twee verzamelkanalen, waarvan er één links en één recht van het eerste kanaal voorkomt. Hierdoor is het mogelijk alle boven elkaar gelegen vuren gelijktijdig aan te maken, zonder dat hierbij onderling hinder wordt ondervonden.
De omvang van een normale schoorsteen voor open vuren is op alle verdiepingen 1,42×0,26m. Hierbij moet dan nog de dikte van het beschermende metselwerk gevoegd worden. In het hierbij getekende voorbeeld (Figuur 17), is de opening 58cm breed. Een grotere breedte is ook mogelijk. De voorzijde kan verder afgewerkt worden geheel naar de smaak van de architect. Het spreekt vanzelf, dat de haard volgens de regelen van de kunst geplaatst moet worden, compleet met inwendige rookvang en eventueel met regelklep voorzien van stelijzer of contragewicht.
Deze kleppen kunnen ook in de schoorsteen worden aangebracht. Men plaatst ze aan het begin van het afzonderlijk kanaal. Normaal zijn deze kleppen gesloten, alleen bij het aanmaken van het vuur zijn zij geopend.
Schoorsteentrek wordt met alle kleppen open bijna altijd verkregen. Voor de goede orde delen wij mede, dat de regelkleppen tegelijk met de bouw van de schoorsteen worden gemonteerd en ingemetseld. Figuur 18 geeft een voorbeeld van afwerking van een open haardvuur.
Buitendaks worden de schoorstenen afgedekt met speciaal hiervoor ontworpen schoorsteenkappen, die bekend zijn als de kap met de ringen, Figuur 19 en Figuur 20 van deze laatste kap wordt gezegd dat zij een zeer hoog rendement heeft. Dit is bewezen door onderzoekingen in de windtunnel van het rijksluchtvaartlaboratorium in België. Door het aanbrengen van meer ringen kan bovendien het rendement naar omstandigheden worden verhoogd. Deze schoorsteenkappen zijn vervaardigd uit vochtwerend trilbeton.
Bij toepassing van Shunt-schoorstenen is het gebruik van z.g. schoorsteenmantels niet zo urgent als bij normale schoorstenen. In de meeste gevalle wordt de kachel direct tegen het kanaal geplaatst. Dit brengt met zich mede, dat de rookafvoer op dezelfde hoogte moet zijn als de uitlaat aan de kachel. In huurhuizen, waar haarden of kachels herhaaldelijk worden verwisseld, geeft dit aanleiding tot hakwerk en daarmede gepaard gaande beschadiging van het metselwerk, vooral ook van de kanaalwand. Deze wand is, zoals wij weten, maar 3cm dik. Hakken hierin moet dus met de meeste omzichtigheid en met scherp gereedschap geschieden anders is beschadiging van de kanaalconstructie niet uitgesloten. Om een en ander te voorkomen heeft Shunt een kachelpijp-aansluiting ontworpen, die niet alleen doelmatig, maar ook sierlijk is (Figuur 21). De constructie bestaat uit een uitneembare plaat van gegalvaniseerd plaatstaal voorzien van een geëmailleerde omlijsting. In het plaatstaal wordt een opening gemaakt voor de kachelpijp. Het geheel vormt een hermetische afsluiting. Bij deze constructie is ook de mogelijkheid uitgesloten dat de pijp te diep in het schoorsteenkanaal wordt gestoken. Dit zou n.l. zeer nadelig zijn voor de trek.
Aan het ondereind van het afzonderlijke kanaal plaatst men een klein gietijzeren luik, ongeveer groot 10x10cm, dat bestemd is voor het weghalen van roet dat eventueel onder in de schoorsteen valt (Figuur 22) de roetdoos wordt reeds tijdens de bouw van de schoorsteen aangebracht.
Doordat het gedeelte van het algemene kanaal buitendaks afgesloten is met een schoorsteenkap is het nodig aan de bovenzijde van de schoorsteen zodanige voorziengingen te treffen, dat het mogelijk wordt de schoorsteen te vegen. Hiertoe is elk kanaal buitendaks voorzien van een balancerende klep, Figuur 23. Deze klep, afmetingen 20x20cm is van trilbeton vervaardigd. Door een eenvoudig druk met de hand wordt zij geopend. Wordt deze druk weggenomen dan sluit de klep door haar eigen gewicht zichzelf. Voor het verwijderen van het roet brengt men aan de onderzijde van het algemene kanaal een roetluik aan, bij voorkeur in de kelder.
Uit een en ander moge blijken, dat het Shunt-systeem voor rook- en ventilatiekanalen een weloverwogen systeem is dat in vele opzichten voordelen biedt boven de reeds bestaande systemen. Het meest echter komt dit systeem tot zijn recht, zoals wij reeds terloops opmerkten, bij vrij hoge gebouwen of liever gezegd bij gebouwen met een groot aantal verdiepingen. Momenteel echter zijn wij hier in Nederland nog niet op het bouwen van huizen van negen à tien verdiepingen ingesteld; en vinden lage huizen algemeen toepassing. Onze huizen hebben het bezwaar dat op een groot grondoppervlak betrekkelijk weinig mensen wonen. De grote behoeft aan cultuurgrond zal het m.i. echter noodzakelijk maken de grond rationeler te gebruiken. Een van de middelen hiertoe is hoogbouw en hierin gaat, ik twijfel er niet aan, het Shunt-schoorsteensysteem een grote toekomst tegemoet.
Het Shunt-systeem biedt evenwel ook voor ééngezinswoningen bijzondere mogelijkheden. Deze bestaan niet in het zojuist beschreven kanalenstelsel, maar in het verwarmen van bepaalde vertrekken door rookgassen.
Wij bedoelen hiermede verwarming van slaapvertrekken die boven de woonkamer zijn gelegen en normaal niet verwarmd worden. Dit is niets nieuws; iedereen weet dat de kamer, waardoor de schoorsteen van beneden loopt, hierdoor min of meer wordt verwarmd. Dit is nu door middel van het Shunt-systeem zo geperfectioneerd dat de warmteafgifte van de schoorsteen werkelijk zeer belangrijks is geworden.
Hiertoe heeft men een stelsel van circulatiekanalen ontworpen en door dunwandige kanalen is het resultaat zeer gunstig. Deze circulatie kan worden ingeschakeld wanneer de kachel of haard eenmaal goed brandt, en uit wanneer de verwarming niet nodig is. Om een indruk te geven hoe het systeem werkt en hoe het in de praktijk wordt uitgevoerd laten wij in Figuur 24 een installatie zien die in België is geplaats en tot op heden uitmuntend heeft voldaan.
Bezien wij de tekening, dan merken we op, dat er op de begane grond twee kamers zijn. Een zitkamer waarin een continu brandende haard, en een z.g. woonkamer-keuken met een fornuis. Op de verdieping bevinden zich drie kamers waarvan de beide grote door de passerende schoorsteen worden verwarmd. De warmte-uitstraling is op de tekening met enige pijltjes aangeduid. Aan de rechterzijde van de tekening is een verticale doorsnede van de schoorsteen op grote schaal getekend. Hier kan men zien dat de twee vuren beg. gronds aangesloten zijn op één gemeenschappelijk kanaal H.C. Dit kanaal loopt rechtstreeks omhoog en doet dus dienst bij het aanmaken van de kachel en wanneer de verdieping-verwarming buiten gebruik is. Het is samengesteld uit elementen, vervaardigd van beton, dat warmte-isolerend is, d.w.z. beton dat de schoorsteenwarmte uitstraalt. Naast het rechtstreekse kanaal, beginnend boven de kachelaansluiting, bevindt zich het z.g. verwarmingskanaal.
Ter hoogte van het verdiepingsplafond wordt dit kanaal naar beneden gebogen en daarna op de verdiepingsvloer weer omhoog gevoerd. Deze drie naast elkaar gelegen kanalen worden samengesteld uit speciale hiervoor vervaardigde elementen, die ieder drie gaten hebben. Aan de einden komen de bijzondere halfronde elementen H.G. De kwaliteit van het voor deze elementen gebruikte beton is van die aard, dat de grootst mogelijke warmteafgifte verkregen wordt.
Alle kanalen, behalve die op de verdieping, bekleedt men evenals bij de Shunt-schoorsteen met halfsteens metselwerk. Op de verdieping worden de kanalen niet ommetseld doch alleen afgepleisterd. Om eventueel scheuren van dit pleisterwerk tegen te gaan verwerkt men hierin wel koehaar of vlasafval. Boven de aansluiting van de kachelpijp, bij het ondereind van de beide rookkanalen, is een klep BC aangebracht waarmede men naar believen een van beide kanalen kan afsluiten. Onnodig te zeggen, dat het voor het goed functioneren van de schoorsteen noodzakelijk is dat de kanalen schoon zijn. Het vegen moet dus op eenvoudige wijze kunnen geschieden. Daartoe zijn twee valkleppen aangebracht en twee roetdozen voor verwijdering van roet. Beide zijn op de tekening duidelijk aangegeven. Dat de brandstof hier ook een factor van betekenis is zal ieder duidelijk zijn. Het gebruik van vette roetgevende kolen wordt dan ook sterk ontraden. Ten slotte nog iets van meer algemene aard. Het zal momenteel bij de juiste naleving van de bestaande bouwverordeningen niet mogelijk zijn schoorstenen van het Shunt-systeem toe te passen. Deze bouwverordeningen komen vrijwel alle hierin overeen, dat iedere stookplaats een rookafvoer buitendaks moet hebben, waaruit volgt, dat niet twee stookplaatsen in één kanaal mogen uitmonden. In sommige van die verordeningen is dit zelfs woordelijk omschreven. Om nu het Shunt-systeem toe te kunnen passen zal men ontheffing van het betreffende artikel moeten vragen, zolang de bouwverordeningen op dit punt niet zijn herzien. Iets wat m.i. toepassing op ruime schaal zeker zal geschieden.
[1] Dit artikel heeft gestaan in het blad: WIJ BOUWEN – vaktechnisch tijdschrift voor de arbeiders in de bouwbedrijven. 1e jaargang, nr. 10, 11 mei 1949. Auteur van het artikel is G.C. Kneppers.
[2] Dit artikel is verschenen in 1949, dus in de periode van de wederopbouw na WOII. De jaren na de oorlog kenmerken zich door herstel van oorlogsschade, de infrastructuur was ontwricht, er was woningnood en grote schaarste aan materialen en geschoolde arbeiders. Vandaar de opmerking van de schrijver ‘Nu echter door de tijdsomstandigheden veel nieuwe bouwsystemen hun opwachting maken, waarvan de meeste beogen minder afhankelijk te zijn van het vakmanschap van de arbeider, …’.
[3] Bedoeld wordt dat de kanalen niet naast of achter elkaar worden aangebracht en daardoor veel ruimte innemen. Door het samenvoegen van rookkanalen tot één bovendakse schoorsteenconstructie werden bij het Franse systeem de rookkanalen als ‘plakken chocolade’ achter elkaar geplaatst en bij het Duitse systeem naast elkaar.
[4] Op de zoekterm ‘betsilbeton’ geen vindresultaten in Google! Ook niet na het raadplegen van 5 verschillende oude vademecum van bouwmaterialen. Vermoedelijk gaat het om een bimsbetonsoort met specifieke toeslagmaterialen om de dunne wanden (3cm dik) van de betonnen elementen de juiste eigenschappen te geven.
[5] Dit artikel heeft gestaan in het blad: WIJ BOUWEN – vaktechnisch tijdschrift voor de arbeiders in de bouwbedrijven. 1e jaargang, nr. 11, 25 mei 1949. Auteur van het artikel is G.C. Kneppers.