Een kienspaan is een spaander hout die afkomstig is van kienhout en wordt gewonnen van stukken hout of boomstammen die soms eeuwenlang in het veen hebben gelegen. Het voordeel van dit hout is dat het in het zuurstofloze water van venen nooit geheel verteerd is. Dit zogenaamde fossiele hout bevatte forse hoeveelheden hars. Harsrijk hout dat brandt, heeft het voordeel dat het niet alleen goed brandt, maar dat het ook fel brandt.
Kienhout werd gedolven door turfstekers en vormde een welkome bijvangst bij het turfsteken. Dit kienhout moest wel eerst goed gedroogd worden (net als ander brandhout) om gebruikt te worden in openhaarden. Omdat men in de gaten had dat dit kienhout goed en fel kon branden, maakte men er spaanders van, de kienspanen. Zo’n kienspaan brandde relatief kort en was vooral bedoeld als oriëntatieverlichting binnen-, maar ook buitenshuis. Had men ’s nachts hulplicht nodig om bijvoorbeeld de openhaard aan te doen, of als oriëntatieverlichting om naar buiten te gaan, dan stak men zo’n kienspaan aan. Deze hield men dan in de hand. Wanneer beide handen nodig waren, dan klemde men zo’n kienspaan in een kienspaanhouder. Dat kon een houder zijn aan de wand of een staande houder die op de vloer of op tafel stond. Kienspanen waren vanwege de relatief korte brandduur niet geschikt voor langdurige werkzaamheden.
Vanwege het veenrijke gebied in Nederland, kwam het gebruik van kienspanen hier veelvuldig voor. Het was een goedkope wijze van verlichten in situaties waar maar kort licht was vereist. In het buitenland, waar veengebieden niet of minder veel voorkomen, gebruikte men ditzelfde principe, maar dan niet van hout gewonnen uit veengebieden, maar van andere houtsoorten. Men gebruikte dan uiteraard wel een harsrijke houtsoort.
Tot wanneer kienspanen werden toegepast, is niet exact aan te geven. In ieder geval tot in het begin van de 20e eeuw. In de reisverhalen van de schrijver Karl May komt het gebruik van kienspanen voor. Deze schrijver leefde van 1842-1912 en wanneer in zijn boeken kienspanen voorkomen, dan is dat wanneer hij en zijn reisgezelschap in de nacht avonturen beleven en ’s nachts aankomen in een dorp, of bij een herberg of boerderij afstappen en er dan licht gemaakt moet worden om te zien wie er aan de deur staat. Om vervolgens bij het licht van de kienspaan een groter vuur aan te steken. Dus duidelijk bedoeld als oriëntatieverlichting. Hij leefde in Duitsland en kende dus duidelijk het fenomeen van kienspanen.
Ook vermeldt E. Berkens in ‘Geschiedenis van de Techniek in Nederland – deel III’ op pag. 92-94 dat in tijden van economische crisis of bij misoogsten van allerlei gewassen voor het produceren van kaarsen- of lampolie, de kosten voor verlichting sterk stegen en het ‘gewone’ volk terugviel op de kienspaan voor het nodige (oriëntatie)licht in de avonduren.
Enkele nadelen van de kienspaan zijn:
- het licht afkomstig van een kienspaan flikkerde meer dan kaars- of olielicht,
- het risico van wegspringende stukken gloeiende houtsplinters, en
- het veroorzaakte meer rookvorming.
Gebruikte literatuur
# https://www.historamarond1900.nl/leven/verlichting-1/traditioneel.
# Berkens, E., ‘Een nieuw licht’, in: Geschiedenis van de Techniek in Nederland, deel III Textiel – Gas, licht en elektriciteit – Bouw. Stichting historie der techniek/ Walburg Pers, Zutphen (1993), pag. 92-94.
# Boter, Reinoud. Warmte & Licht in huis, 1100-2000. MoNed, Leiden (2020), pag. 20.
# Plettenburg, Hermanna W.M., Licht in huis. Kienspaan – kaars – olielamp. Rijksmuseum voor volkskunde “Het Nederlands Openluchtmuseum”, Arnhem (1968).